Karate is een vechtkunst die is ontstaan op de Ryukyu-eilanden van het huidige Okinawa, Japan. Het is ontstaan uit de inheemse vechtkunsten die te (手, letterlijk "hand") werden genoemd en het Chinese Kempo. Karate is een vechtkunst waarbij de nadruk ligt op het gebruik van stoot- en traptechnieken (te-waza en geri-waza), maar in het curriculum van sommige stijlen komen ook klemmen, verwurgingen en worsteltechnieken voor. Een beoefenaar wordt een karateka genoemd.
Geschiedenis
Aan het begin van de 20e eeuw werd karate vanuit Okinawa naar het vasteland van Japan gebracht. De Ryukyu-eilanden waren inmiddels geannexeerd door Japan, waardoor er meer cultuur werd uitgewisseld tussen de twee gebieden. In 1922 nodigde het Japanse ministerie van onderwijs Gichin Funakoshi uit om in Tokyo een karate demonstratie te geven. In 1924 werd op de Keio universiteit de eerste karateschool van Japan gevormd en binnen een periode van acht jaar sloten de overige universiteiten zich ook aan. Deze periode kenmerkte zich door het militariseren van de Japanse maatschappij, wat aanleiding gaf om de naam van karate te veranderen. De karakters 唐手 ("Chinese hand" of "Tang hand") werden gewijzigd naar 空手 ("lege hand"), en hebben dezelfde uitspraak. De naamsverandering van karate toonde aan de Chinese invloeden vervangen moesten worden met Japanse.
Okinawa
Karate ontstond als een inheemse vechtkunst van de Ryukyu-eilanden, genaamd te. Na het ontstaan van handelsrelaties met China tijdens de Ming dynastie in 1372 werden er Chinese Shaolin Kempo stijlen naar Okinawa gebracht door Chinese bezoekers en immigranten. Door het verbod op wapens dat door koning Shō Hashi werd uitgeroepen in 1609 steeg de populariteit van deze ongewapende vechttechnieken.
Hoewel er reeds enkele scholen van te waren op Okinawa, hielden de meeste beoefenaren er hun eigen methoden en gebruiken op na. Enkele van deze vroege stijlen kunnen worden gecategorizeerd als Shuri-te, Naha-te, en Tomari-te, genaamd naar de drie steden waar zij van stammen. Elk gebied en zijn karateka's had specifieke kata, technieken en principes die hen onderscheidden van andere te vormen.
Leden van de hogere klasse van de Okinawanese samenleving werden regelmatig naar China gestuurd om diverse politieke en praktische disciplines te leren. Het integreren van Chinese ongewapende vechtkunsten werd gestimuleerd nadat het gebruik van wapens op Okinawa door de koning werd verboden. De oudste karate kata tonen nog sterke overeenkomsten met die van de Chinese vechtkunsten uit de Fujian regio. Daarnaast hadden diverse andere vechtkunsten uit Zuidoost Azië invloed op nieuwe stijlvormen. Mogelijk vindt werktuig zoals de sai, tonfa en nunchaku hun oorsprong in deze gebieden en werden zij later op Okinawa als wapens gebruikt.
Ankō Itosu
Grootvader van het moderne karate
Kanga Sakugawa (1782–1838) studeerde Kempo en bo in China. In 1806 keerde hij terug naar Okinawa en begon hij in de stad Shuri met lesgeven in zijn vechtkunst, genaamd "Tudi Sakugawa", wat "China Hand Sakugawa" betekende. Rond 1820 begon Sakugawa's meest prominente student, Sokon Matsumura (1809-1899) het het lesgeven in een synthese van de testijlen van steden Shuri en Tomari, en Chinese Shaolin Kempo. De stijl van Matsumura werd later bekend als Shōrin-ryū.
Matsumura bracht al zijn kennis over naar Itosu Ankō (1831–1915) en enkele anderen. Itosu ontwikkelde de ping'an kata ("heian" of "pinan" in Japans) welke vereenvoudigde kata zijn voor beginnende studenten. In 1901 droeg Itosu bij aan het introduceren van karate op de openbare scholen van Okinawa. De ping'an kata werden aan basischoolleerlingen onderwezen en zijn tegenwoordig nog steeds te vinden aan de basis van bijna elke karate stijl. Zijn studenten werden de grote meesters van het huidige karate, waaronder Gichin Funakoshi, Kenwa Mabuni, enChoki Motobu. Itosu wordt gezien als de "Grootvader van het moderne karate".[9]
In de stad Naha van Okinawa ontstonden karatestijlen bekend onder de naam Naha-te[10]. Bekende leraren hier waren onder meer Seisho Aragaki, Kanryo Higaonna, Chojun Miyagi, Norisato Nakaima en Kanbun Uechi. Hiervan werd Chojun Miyagi de grondlegger van het Goju-ryu karate. Deze vechtstijl werd later door de Japanner Gogen Yamaguchi naar Japan gebracht. Norisato Nakaima werd de grondlegger van het Ryuei-ryu karate en Kanbun Uechi werd grondlegger van het Uechi-ryu karate.
In de stad Tomari van Okinawa ontstonden karatestijlen bekend onder de naam Tomari-te. Bekende leraren hier waren onder meer Kosaku Matsumora en Kokan Oyadomari. Ook de latere karateleraar Choki Motobu kan tot de Tomari-te groep gerekend worden, hoewel hij zelf van meerdere leraren les heeft gehad.
Japan
Gichin Funakoshi, grondlegger van Shotokan karate, wordt gezien als de verantwoordelijke voor het introduceren en populair maken van karate op de hoofdeilanden van Japan. In die periode was Japan in Oorlog met China en Funakoshi wist dat de "Chinese hand" technieken niet geaccepteerd zouden worden door de Japanse bevolking. De naam werd daarom veranderd in "lege hand". De toevoeging "dō" impliceert dat karatedō een pad is naar zelfkennis en meer behelst dan louter technische aspecten van vechten. Ook in andere Japanse vechtkunsten werd er aan het begin van de 20e eeuw een nadruk geplaatst op het dō aspect en minder op jutsu; aikijutsu werd aikido, jujutsu werd judo en kenjutsu werd kendo.
Gichin Funakoshi
Grondlegger van Shotokan Karate
Meester Funakoshi werd de pionier van het moderne karate en hij zou de rest van zijn leven wijden aan het populariseren ervan. Ondanks het feit dat iedereen zijn stijl 'Shotokan' begon te noemen drukte Funakoshi iedereen op het hart dat die naam door zijn leerlingen aan het Karate was gegeven en niet door hemzelf. Funakoshi was in principe tegen stijlnamen zoals we in zijn boek Karate Nyumon kunnen lezen. Voor Funakoshi was alle Karate gewoon Karate, niets meer en niets minder.
In zijn voetsporen kwamen er nog andere karatemeesters van Okinawa naar Japan. Het karate kende er een snelle verspreiding en er werden al snel veel karatescholen opgericht. Daaropvolgend werden er toernooireglementen opgesteld om van karate een competitiesport te maken.
Tijdens de Japanse bezetting van Korea werd het de Koreanen verboden om eigen cultuur te beoefenen. Koreanen mochten echter wel Kendo, Judo en Karate beoefenen. Ondanks het feit dat de Koreanen wisten dat hun voorouders ooit eigen krijgskunsten beoefend hadden onder de namen Subak en Taekgyeon wist niemand hoe deze eruit moesten hebben gezien. Het boek deMuyedobotongji was hun enige stille getuige, maar van plaatjes kon niemand leren. Met behulp van het Okinawaanse Karate konden de Koreanen beginnen aan een reconstructie die vandaag de dag bekendstaat als Taekwondo. Karate bleef echter ook populair in Zuid-Korea, waar uit karate tevens eigen vechtsporten ontstonden zoals Kong Soo Do en Tang Soo Do.
Karate is een vechtkunst maar het bevat meer dan de fysieke toepassing van agressie. Hoewel er wedstrijden worden gehouden, gaat het bij karate niet om het winnen of verliezen, maar om een verbetering van het karakter van de beoefenaar. Karate mag uitsluitend voor zelfverdediging gebruikt worden en zoals een gezegde luidt: "Karate Ni Sente Nashi", ofwel "In karate is er geen eerste aanval". Over de betekenis hiervan bestaat echter geen eenduidigheid: veelal wordt dit gezegde eenvoudig opgevat als een gedragsregel van niet-aanvallen, doch op een dieper niveau luidt een uitleg dat een geoefende op een aanval van een tegenstander kan anticiperen. Ander beroemde gezegden luiden: Een vermeden gevecht is een gewonnen gevecht en Zeven keer vallen, acht keer opstaan.
Toepassing van karate-technieken kan vooral bij een niet-geoefende tegenstander ernstig lichamelijk en zelfs dodelijk letsel veroorzaken. Bij de beoefening van karate als wedstrijdsport is een belangrijke bedoeling dat men de tegenstander niet raakt met een techniek die hem ernstig letsel toebrengt.